Cubacrisis: toen de VS op de rand van een kernoorlog stond
In de herfst van 1962 stonden de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie dertien dagen lang centraal in een van de meest kritieke momenten in de geschiedenis van de mensheid. Een moment dat bijna tot een kernoorlog leidde.
Op 14 oktober 1962 ontdekten Amerikaanse spionagevliegtuigen dat er nieuwe installaties werden gebouwd op Cuba. Uit een onderzoek van de CIA bleek dat het lanceerinstallaties waren voor kernraketten die het grootste deel van de Verenigde Staten konden treffen.
Cuba had destijds een revolutionaire regering onder leiding van Fidel Castro, die de pro-VS-dictator Fulgencio Batista had afgezet.
Een jaar eerder had de VS een invasie gesteund van Cubaanse ballingen, die uitgedraaid was op een pijnlijke mislukking. Dat moedigde de revolutionaire regering op het eiland alleen maar aan.
Na de mislukte invasie had Nikita Chroesjtsjov, de premier van de Sovjet-Unie, de indruk dat de Amerikaanse president John F. Kennedy "te jong, intellectueel en onvoldoende voorbereid was om te beslissen in crisissituaties ..." Hij noemde Kennedy ook "te intelligent en te zwak".
Op 16 oktober kwam president Kennedy samen met een team van adviseurs om te bespreken hoe hij de kerndreiging in Cuba moest aanpakken. De officiële naam van dit team was het 'Executive Committee of the National Security Council' of 'EXCOMM'.
Minister van Defensie Robert McNamara legde daarbij alle opties op tafel. Dat waren onder meer niets doen, gesprekken aanknopen met de Sovjet-Unie, Fidel Castro in het geheim een deal aanbieden, Cuba binnenvallen, de raketinstallaties bombarderen of het eiland blokkeren.
De 'Joints Chiefs of Staff' ('de gezamenlijke stafchefs') waren het er unaniem over eens dat het enige wat de VS kon doen, Cuba aanvallen was en wachten op de reactie van de Sovjet-Unie. Er was veel onenigheid, omdat ze Kennedy als jong en onervaren zagen.
JFK weigerde Cuba echter aan te vallen en koos ervoor om het eiland in "quarantaine" te plaatsen. Hij trok een zeeblokkade op, maar noemde het niet zo. Het Witte Huis knoopte tegelijkertijd gesprekken aan met het Kremlin.
Op 22 oktober sprak Kennedy het Amerikaanse volk toe en maakte hij de kerndreiging openbaar, waarbij hij eiste dat de USSR de raketten op Cuba zou weghalen.
Kennedy en Chroesjtsjov communiceerden heen en weer met elkaar. De Amerikaanse president schreef de Sovjet-premier dat geen enkel land een kernoorlog kon winnen en dat het enige resultaat "catastrofale gevolgen voor de hele wereld, inclusief de agressor" zouden zijn.
De Sovjet-leider antwoordde dat de raketten alleen voor defensieve doeleinden waren. De Verenigde Staten hadden immers ook raketten geplaatst in Italië en Turkije, van waaruit de USSR binnen bereik lag.
Cuba werd ondertussen omsingeld door Amerikaanse schepen, terwijl ook Sovjetonderzeeërs zich in het Caribische gebied verplaatsten.
Op 25 oktober keerden Sovjet-vrachtschepen met wapens terug naar Europa, maar een Sovjet-olietanker, 'de Boekarest', dreigde de maritieme quarantaine te doorbreken door richting Cuba te varen.
Twee Amerikaanse oorlogsschepen probeerden de Boekarest te onderscheppen, maar Kennedy gaf het bevel om de olietanker door te laten, omdat er zeker geen wapens aan boord waren.
De dag daarna, op 26 oktober, stuurde Castro een telegram naar Chroesjtsjov waarin hij eiste dat de Sovjet-Unie een preventieve aanval op de Verenigde Staten zou uitvoeren, omdat hij dacht dat een invasie nabij was.
Chroesjtsjov sprak Kennedy's menselijkheid aan in een brief waarin hij de situatie tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie vergeleek met het trekken aan een touw met een knoop die bij elke ruk alleen maar strakker werd.
"Als er geen intentie is om die knoop strakker te maken en daarmee de wereld te veroordelen tot een catastrofale thermonucleaire oorlog, laten we dan niet alleen de krachten die aan de uiteinden van het touw trekken, ontspannen, maar ook maatregelen nemen om die knoop te ontwarren", aldus Chroesjtsjov in zijn brief.
Op 27 oktober werd een Amerikaans militair vliegtuig neergeschoten toen het over Cuba vloog. Een paar dagen eerder had Castro het bevel gegeven om alle Amerikaanse vliegtuigen boven het eiland neer te schieten.
De top van het Amerikaanse leger zette Kennedy onder druk om de oorlog te verklaren, maar de president weigerde dat.
Ondertussen loste de Amerikaanse marine, in een van de situaties in de geschiedenis waarbij we het dichtst bij een kernoorlog stonden, aan de blokkadelijn waarschuwingsschoten met dieptebommen richting de Sovjet-onderzeeër B-59, niet wetende dat deze nucleaire torpedo's aan boord had.
De kapitein van de onderzeeër dacht dat er al een kernoorlog was uitgebroken en wilde een nucleaire torpedo afvuren. Gelukkig voorkwam de commandant van de Sovjet-vloot dat, waarmee de Derde Wereldoorlog maar net werd afgewend.
Diezelfde avond ontmoette Robert Kennedy, de Amerikaanse minister van Justitie en de jongere broer van JFK, de Sovjetambassadeur Anatoly Dobrynin. Hij verzekerde hem dat de Verenigde Staten al van plan waren om de raketten in Turkije te ontmantelen, maar dat ze dat niet openbaar konden maken.
Chroesjtsjov haalde de Sovjetraketten op Cuba terug en gaf ook de opdracht de raketlanceerinstallaties op het eiland te ontmantelen. WO III was daarmee afgewend.
De Cubacrisis maakte van het creëren van communicatiekanalen een prioriteit. Het Witte Huis en het Kremlin hadden immers verschillende uren nodig om elkaar boodschappen te kunnen sturen, soms met gebruik van onofficiële middelen zoals derden.
Dat leidde tot het ontstaan van de beroemde hotline tussen Moskou en Washington D.C. Hoewel die in de populaire cultuur wordt herinnerd als een rode telefoon, was het eigenlijk een telexverbinding waarbij elke partij teksten stuurde in haar eigen taal.
Zo werd vrede tussen deze twee machtige naties niet bewerkstelligd door een hardere oorlogszuchtige houding, maar door dialoog en consensus.