Oorlogsmateriaal in zee: tikkende tijdbommen in de Oost- en Noordzee
Er ligt nog steeds ongeveer 1,6 miljoen ton munitie in de zeeën voor de Duitse kust, zo geven de schattingen van deskundigen uit de Duitse federale en deelstaatregeringen aan. Deze voorwerpen zijn afkomstig van de gevechtshandelingen en militaire manoeuvres tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog, of van de Duitse zeelieden die ze na de oorlog op bevel van de geallieerden hier hebben weggegooid, zo meldt Focus.
Er zijn in totaal 71 met munitie vervuilde gebieden. Tot de bijzonder getroffen gebieden behoren de Lübeckerbocht, de Kieler Fjord en de Jadeboezem. Desondanks heeft verontreinigde munitie in de Noordzee en de Oostzee lange tijd niet in de publieke belangstelling gestaan.
Op de volgende pagina's lees je welke munitie welke gevaren oplevert en op welke manier ze moeten worden opgeruimd.
Volgens het Duitse ministerie van Onderwijs en Onderzoek werden zeemijnen, bommen, torpedokoppen of granaten meestal zonder lonten in zee gedumpt. Tijdens verkenningstochten in de Oostzee zijn honderden stapels munitie gevonden, en in de Noordzee liggen op grote schaal de gevaarlijke resten uit de Tweede Wereldoorlog.
Sinds 2011, het jaar waarin het deskundigenrapport werd gepubliceerd, onderzoekt BLANO, een Duitse werkgroep van deskundigen toegespitst op de Noord- en Oostzee, waar de munitie zich precies bevindt en hoe hij kan worden geborgen. De financiële middelen daarvoor zijn echter zeer schaars.
Afbeelding: Annalena Baerbock met een in de Noordzee gevonden zeemijn
Deskundigen, waaronder ook van deze werkgroep, waarschuwen voor de 'tikkende tijdbommen'. De munitie roest in zout water en laat giftige stoffen los zoals trinitrotolueen (TNT), licht ontvlambaar fosfor, kwik en cadmium.
Gevonden munitie heeft ook gevolgen voor de scheepvaart en het toerisme en bemoeilijkt het economisch gebruik van de zeeën. Als een bom bijvoorbeeld in het slib ligt en een schip vaart er op of langs, kan er een explosie ontstaan. In de Noordzee en de Oostzee komen verschillende soorten munitie voor en de verontreinigende lading varieert.
Na verloop van tijd beginnen de metalen omhulsels van munitie zoals bommen of mijnen te roesten door het zoute water. De vervuilende stoffen die vrijkomen zijn explosieve chemische verbindingen, zoals TNT en tussenproducten. Volgens het Duitse milieuagentschap worden deze beschouwd als giftig, kankerverwekkend en mutageen. Bovendien kan door het roesten ook kwik van munitie in zee terechtkomen.
Chemische wapens zijn chemische verbindingen die militair worden gebruikt en die de fysiologische functies van het menselijk organisme verstoren. Ze hebben als doel de strijdvaardigheid van de soldaten te verzwakken of hen te doden. Dit soort munitie werd in de Eerste Wereldoorlog gebruikt en kon bestaan uit stoffen die de huid, zenuwen of longen aantasten. Verder werden ook stoffen gebruikt die de ogen, neus en keel irriteren. Volgens het Duitse milieuagentschap werd hiervan ongeveer 5000 ton in de Oostzee gedumpt, en in de Noordzee ongeveer 90 ton.
Witte fosfor werd voornamelijk gebruikt in brandgevaarlijke munitie en kan bij een temperatuur van 20 tot 40 °C in combinatie met zuurstof ontbranden. Dit materiaal wordt het meest aangetroffen bij het Duitse eiland Usedom. Stukken fosfor komen regelmatig aan op deze stranden en zijn gevaarlijk voor strandgangers, omdat witte fosfor sterk lijkt op barnsteen. Er zijn ook heel wat munitielichamen opgeraapt door voorbijgangers of spelende kinderen.
Naast de gebruikelijke verbindingen bevat conventionele munitie ook zware metalen zoals kwik, die als gevolg van corrosie van de metalen hulzen in het milieu terechtkomen. De meeste ongelukken met chemische wapens vonden plaats ten oosten van het Deense eiland Bornholm, waar de brokstukken onder andere in de visnetten terechtkwamen.
Foto: Maren Wilczek / Unsplash
Uit een studie van de deelstaatregering van Sleeswijk-Holstein blijkt dat het meeste oorlogsmateriaal zwaarder is dan het zeewater of dat het zich ontbindt. Het is dus vrij onwaarschijnlijk dat hiervan stoffen naar het zeeoppervlak zullen stijgen.
Ulf Gräwe, die verbonden is aan het Leibniz-Institut für Ostseeforschung dat in Rostock-Warnemünde is gevestigd, heeft in 2017 een eerste berekening gemaakt van de manier waarop TNT zich over de Oostzee kan verspreiden. Daarbij is de afbraaksnelheid van TNT afhankelijk van de temperatuur en het zoutgehalte van het water.
Sinds 2018 worden door het onderzoeksteam van GEOMAR regelmatig watermonsters genomen in de bijzonder vervuilde zeegebieden van de Oostzee. Daarnaast worden ook observaties en proeven uitgevoerd op de zeebodem.
Om de effecten van verontreiniging met giftige stoffen te onderzoeken werden mosselen uitgezet in verontreinigde gebieden. De concentratie van TNT en de afbraakproducten daarvan was hoger bij de mosselen en dezelfde producten werden ook in platvis aangetroffen. Het is nog niet duidelijk of en in welke mate de verontreinigende stoffen zich verder in de voedselketen verspreiden.
Munitieresten worden doorgaans onschadelijk gemaakt en geborgen door explosievenopruimingsdiensten en daarna naar opruimingsfaciliteiten voor chemische strijdmiddelen gestuurd. Dit type opruiming wordt echter niet overal uitgevoerd, omdat het te kostenintensief en tijdrovend is.
Volgens de Duitse educatieve zender ARD Alpha mag munitie alleen in water tot ontploffing worden gebracht als het niet anders kan. De reden hiervoor is dat de detonatie explosieve resten achterlaat en die stoffen zich ook weer in het water verspreiden. Bovendien kunnen het gehoor en de evenwichtsorganen van zeezoogdieren worden aangetast door de kracht van de resulterende schokgolf.
Het project BASTA is een project dat de zeebodem systematisch scant met een 3D-echosounder met hoge resolutie en intelligente onderwatervoertuigen. De gegevens die daarmee worden verkregen, worden opgeslagen in een database.
Professor Jens Greinert zei over het project: "Het doel van BASTA is het vergroten van de efficiëntie en het verlagen van de kosten op weg naar een uiteindelijke dekkende explosievenopruiming". De volgende stap is het inzetten van de onderzoekseenheid CONMAR.
Het onderzoeksnetwerk CONMAR is opgebouwd uit acht wetenschappelijke en administratieve werkpakketten. Een van de hoofddoelen van het project is beleidsmakers en de particuliere sector te adviseren over praktische stappen die genomen kunnen worden om het munitieprobleem aan te pakken en het publiek hierover te informeren.
Daarnaast verstrekt CONMAR gekwalificeerde gegevens, die worden gecombineerd en geïnterpreteerd om de basis te leggen voor een gefundeerde besluitvorming over het opruimen van munitie. Een ander belangrijk punt is de toxicologische risicobeoordeling voor het ecosysteem en de consumenten. Er zullen studies worden uitgevoerd om het risico van de vrijgekomen chemicaliën te beoordelen, zodat het werkelijke risico kan worden ingeschat.
De openbare omroep NDR heeft gemeld dat dit jaar een proefproject in de Oostzee van start gaat. Daarbij wordt gedetecteerde munitie op een platform gehesen en op zee verbrand om deze onschadelijk te maken. De Duitse federale regering heeft hiervoor een startbudget van € 100 miljoen beschikbaar gesteld. Vanaf 2026 moeten ook vervuilde plekken in de Noordzee op een soortgelijke manier worden schoongemaakt.
Foto: Philipp Deus / unsplash